Relativeer!

 

Doorzie smoesjes!:

 

 

Onderstaand artikel haalt veel beweringen van jeugdzorg onderuit, dus lees het met enige relativering dat een basis aan streven naar optimaal representeren uiteraard wèl als levensvoorbeeld moet worden gezien en worden verwerkt door een ontvankelijke, opgroeiend kind. (Denk dus vanuit uw ontvankelijke kind).

Relativeer doordenkend. U bent er zelf bij!

 

Dit is van belang omdat dit de grenzen van beweringen door de ‘jeugdzorg’ (=Beschermingtafels, VT/AMHK, RvdK, G.I.) nogal relativeert, en dus bruikbaar is!

 

De vage beschuldigingen om de machtiging uit BW1:255 en erger, lees verder, te verkrijgen blijken hiermee ernstig overtrokken. 

 

Wetenschappelijk:

 

 

 

“Alle ouders doen maar wat, en dat is prima” -

 

Bron: https://www.volkskrant.nl/wetenschap/alle-ouders-doen-maar-wat-en-dat-is-prima~b277f913/ van de Volkskrant van 29 juni 2018 -

 

Door: Ianthe Sahadat, 29 juni 2018

 

Het regent opvoedadviezen van 'experts'. Vaak zijn ze nog tegenstrijdig ook {zeker uit het sociaal domein}. Gelukkig is daar de Leidse hoogleraar historische pedagogiek René van der Veer als baken van relativering voor moderne ouders in verwarring.

 

Ooit was René van der Veer* (65) zelf zo’n jonge vader die ‘nogal onrustig’ werd van al die goedbedoelde opvoedadviezen. Daarom schreef de hoogleraar historische pedagogiek een aantal jaar geleden een boek over de zin en vooral onzin van opvoedadvies. Al snel blijkt dat de stelligheid van allerhande experts – van het consultatiebureau tot de buurvrouw op de hoek – vaak op meningen en onderbuikgevoelens en niet op wetenschappelijk onderzoek is gebaseerd.

 

Neem het advies van het RIVM een aantal jaar terug dat je je baby wel een half uurtje kon laten huilen. Daarop volgde een storm van kritiek. Zo lang huilen zou slecht zijn voor de hechting, waarop het advies weer werd ingetrokken. Van der Veer is het type wetenschapper dat midden in zo’n storm met zijn bedeesde stemgeluid kan zeggen: voor beide kanten valt iets te zeggen, maar eerlijk gezegd weten wij wetenschappers het gewoon niet. Maak het uzelf dus niet te lastig en vertrouw uw eigen onderbuik.   {Bij problemen moet er individueel per gezin gediagnosticeerd worden conform kinderrecht IVRK artikel 24 lid 1.}

 

 

 

Is opvoedstress (https://www.volkskrant.nl/wetenschap/-we-maken-ouders-veel-te-bezorgd-~bc4cd153/) een moderne gril of twijfelden ouders in 400 voor Christus ook al over de aanpak van huilbaby’s en eigenwijze kleuters?

 

‘Eeuwenlang, tot het begin van de 20ste eeuw, was het voornaamste probleem van ouders: hoe houd ik het kind in leven. De zuigelingensterfte varieerde van hoog tot extreem hoog. Het gebeurde wel dat er in 1850 maar twee kinderen van de elf volwassen werden in een gezin.

 

‘Toen de sterfte in het welvarender wordende Westen terugliep, kwamen de psychologen op. Zo rond 1900, 1920. Je kunt pas nadenken over zaken als ontwikkeling als het leven gegarandeerd is.

 

‘De oude Grieken hielden zich al wel met opvoeding bezig. Zo vroeg Plato zich af hoe je kinderen tot ideale burgers kon smeden. Zijn minder bekende collega-filosoof Plutarchus legde via parabels over dieren uit dat een duchtige training van het kind zijn vruchten zou afwerpen. Onze eigen 17de-eeuwse dichter Jacob Cats is door hem geïnspireerd. Cats dichtte: ‘Een kint is als een wit papier,/ dus let op dit onnoosel dier.’ Het kind als onbeschreven blad dat de ouder met de nodige tucht diende te vullen – dat is lange tijd de voornaamste opvoedregel voor ouders geweest.

 

‘Ook de Bijbel was een belangrijk opvoedboek, waarin bijvoorbeeld het gebruik van de roede werd geadviseerd. Vrouwen gingen bij elkaar te rade, bij moeders, zussen en tantes, maar ook bij de priester of meneer pastoor. Die gaf vooral morele adviezen over hoe je het kind voor de hel kon behoeden.’

 


Zijn de verschillen in opvoeding tussen landen groot?

 

‘Enorm. Vraag ouders in Maleisië wat de ideale eigenschappen van een kind zijn en ze zeggen: dat het gehoorzaam is, voor zijn ouders zorgt als het volwassen is en dat het zich dienstbaar maakt aan de gemeenschap.

 

‘Nederlandse ouders zullen zeggen: ik wil graag dat mijn kind intelligent is, ondernemend, dat het gelukkig wordt. Veel meer gericht op het individu. Natuurlijk zal de ene Nederlandse ouder het belangrijker vinden dat een kind veel vriendjes heeft en sociaal is en zal de ander het kind stimuleren altijd naar het hoogste te streven en alles te winnen – maar die onderlinge verschillen zijn kleiner dan die tussen culturen.

 

‘Wat al die ouders gemeen hebben: ze proberen, al naar gelang hun ideaalbeeld en vaak onbewust, bepaald gedrag te belonen en ander gedrag te negeren of te bestraffen.’

 

 

 

Zijn dat onze opvoedingsmiddelen: belonen, negeren en straffen?

 

‘Nou, straffen is niet meer zo populair (https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/jo-frost-krijgt-te-maken-met-groeiende-afkeer-van-haar-methoden~ba662e94/).  De consensus is dat we belonen wat we wenselijk vinden, met woorden of een blik, en dat we negatief gedrag zoals boos worden of een driftbui zo veel mogelijk negeren. En als dat niet lukt, zonderen we het kind af. Eigenlijk zijn dat principes van de leertheorie, het behaviorisme, die al vrij oud zijn: als je gedrag niet beloont, sterft het langzaam uit en als je het wel beloont, neemt het toe.’

 


En is dat ook zo?

 

‘Het is het meest efficiënt en handig. Maar ik geloof niet dat je nooit kunt straffen. Als ouder heb je te maken met je eigen emoties en kinderen doen soms bewust dingen die echt onwenselijk zijn. Stel bijvoorbeeld dat je kind van 1,5 een glas hete thee van tafel wil pakken. Je hebt al vijf keer nee gezegd en het kind doet het toch, terwijl het je aankijkt. Dan moet je snel ingrijpen door het opzij te trekken en wat mij betreft geef je ook een tikje op de luier, waarvan het schrikt.’

 


Zegt u dat op basis van wetenschappelijke inzichten?

 

‘Daar raken we een lastig punt. Experts beweren met grote stelligheid van alles in opvoedadviesboeken uit naam van de wetenschap. Het is evidence-based, schrijven ze dan. Ik heb daar moeite mee. De gulden standaard van onderzoek is een dubbelblind en gerandomiseerd labonderzoek, zoals in de geneeskunde. Maar dat kan vrijwel niet in ons vakgebied.

 

‘Neem zindelijkheidstraining. Je kunt niet een testgroep een neptraining aanbieden, je bent afhankelijk van de motivatie van de ouders en ouders zijn nooit neutraal, die vinden op voorhand iets van een methode.  Bovendien bestaat er niet zoiets als ‘niet opvoeden’, je kunt als onderzoeker ouders niet de opdracht geven niets te doen.   {Ouders representeren zich immers altijd, ook ten nadele!}. Veel van ons onderzoek is ook nog eens gebaseerd op zelfrapportage, dat is notoir onbetrouwbaar. En dan is het nog de vraag: wanneer is het een succes?  Als het kind zelf de billen afveegt of als het zonder luier rondloopt en niet op de vloer plast?’

 

 

 

Als leek hoop je dat u als wetenschapper de zin van de onzin kunt scheiden. Maar dat kan dus niet?

 

‘Ik vind het belangrijk om duidelijk te maken dat opvoedadvies bol staat van de ongefundeerde meningen en overtuigingen onder de noemer ‘bewezen in onderzoek’. Een eerlijker antwoord is dat er maar ontzettend weinig bewezen is.’

 


U zegt eigenlijk: meerdere wegen leiden naar Rome en die wegen hoeven niet perfect te zijn.

 

‘Ter illustratie zal ik een persoonlijk voorbeeld geven. Toen onze oudste zoon 2 was, gingen wij eens eten bij psychoanalytische vrienden met een zoon van dezelfde leeftijd. Hun hele muur en vloer was bekleed met plastic. Toen we aan tafel gingen, bleek waarom. Onze zoon at bij wijze van spreken al met mes en vork. Hun zoon pakte handen eten van zijn bord en smeet die schaterend tegen de muur. Daar werd niets van gezegd, want het kind zat in de anale fase en beleefde dus veel plezier aan knoeien en spelen met substanties, een ontwikkeling die ze niet wilden frustreren. Laat ik het zo zeggen: beide jongens zijn opgegroeid tot prima functionerende volwassenen zonder al te grote afwijkingen.’

 


Rommel maar wat aan dus, kinderen overleven het wel?

 

‘Zo ver zal ik niet gaan. Maar neem de hechtingstheorie van de Britse psychiater Bowlby. Kinderen kunnen in grote lijnen veilig of onveilig gehecht zijn. Dat is geen totale onzin, maar de eis tot nabijheid en beschikbaarheid waar Bowlby van uitgaat en de schade die gebrek daaraan zou berokkenen, gaat me veel te ver.

 

‘Er zijn landen en culturen waarin kinderen niet door hun ouders maar door de gemeenschap worden grootgebracht, of door een oudere zus of een tante in een dorp verderop. Volgens Bowlby komen zij hier beschadigd uit, maar dat is niet wat je in de praktijk ziet. Ik geloof vooral dat je van je kinderen moet houden. Als je je baby even laat huilen, is-ie niet voor de rest van zijn leven beschadigd. Het is allerminst bedoeld als vrijbrief voor verwaarlozing, maar kinderen zijn ontzettend flexibel.

 

‘Een mooie documentaire die ik elke jonge ouder kan aanraden, is Babies.  Over vier baby’s, in heel verschillende culturen, op het platteland in Mongolië en Namibië en in Tokio en San Francisco. De Mongoolse baby is voortdurend ingebakerd, de Afrikaanse baby kruipt tussen het vee en de Japanse gaat naar yoga. Hun opvoeding is totaal verschillend, toch kunnen ze aan het einde van de documentaire allemaal staan en lopen en lijken ze gelukkig.’

 


Ouders krijgen vaak tegenstrijdige adviezen. Over slapen bijvoorbeeld. Is samen slapen gevaarlijk of juist beter voor de emotionele ontwikkeling van je baby?

 

‘In tal van samenlevingen slapen mensen nooit alleen. Hoe wij in het rijke Westen slapen is de uitzondering. Als je iemand in Guatemala vertelt hoe wij dat doen, een baby alleen in een bedje op een andere kamer, noemen ze dat kindermishandeling. Maar het antwoord op wat beter is, is vanuit wetenschappelijk oogpunt niet te geven.

 

‘De veiligheidsbezwaren zijn zeer relatief. Op basis van het onderzoek dat ik ken, is een baby in je bed nemen geen enkel probleem mits je een stevig matras hebt, hij niet uit het bed kan vallen, je geen zware dekens op het kind legt en de ouders niet gedrogeerd zijn.

 

‘Ik zie de keuze voor het een of het ander vooral als cultureel en praktisch. Door de geschiedenis heen zie je wereldwijd: hoe rijker, hoe individualistischer. Anderhalve eeuw geleden was het in Europa ook anders. Toen sliep iedereen in de ene ruimte in huis die verwarmd was.

 

‘In de periode na 1850 zie je dat de Nederlandse baby uit het ouderlijk bed verdwijnt. Vanwege het gevaar van ‘smoren’. De gedachte was ook: zo’n zuigeling moet je niet te veel prikkelen. Als een jong potplantje moest je die in de eerste maanden in stilte, eenzaamheid en in het donker laten rijpen.

 

‘Ook dr. Spock, de Amerikaanse kinderarts die voor een liefdevollere en meer ontspannen manier van opvoeden pleitte en wiens boek uit 1946 als opvoedbijbel in elk Nederlands huishouden te vinden was, zei: nooit je kind in bed nemen. Dat heette 'gevaarlijk'.

 

‘Dan heb je er nog die beweren dat samen slapen niet goed zou zijn voor de seksuele ontwikkeling of zelfstandigheid. Maar ook dat wordt niet gestaafd door enig onderzoek. Wij fronsen er de wenkbrauwen bij, maar in de halve wereld hebben ouders seks waar de kinderen bij zijn.’

 


Dan de zindelijkheid. Vroeg mee beginnen of wachten tot een jaar of 2, omdat kinderen eerder hun darmen en blaas nog niet kunnen beheersen?

 

‘We zijn momenteel in Nederland rijkelijk laat met zindelijkheid. De gemiddelde leeftijd ligt op 2,5 à 3 jaar. Ik denk dat het een combinatie is van tijdgebrek en goede luiers. Ouders moeten er even wat tijd en energie in steken om hun kind zonder luier te laten rondlopen. Als je naar je werk gaat, is dat lastig.

 

‘Voor kinderen maakt het niet uit, maar het milieu zou erbij gebaat zijn als we vroeger zouden starten. Een leeftijd van 1,5 lijkt me prima: gewoon laten rondlopen in hun blote kont, binnen een week zijn de meeste kinderen zindelijk. Het klopt wel dat kinderen zich voor die tijd nog niet echt bewust zijn van zindelijkheid.**

 

‘In veel andere culturen, bijvoorbeeld in Afrika of Azië, dragen kinderen geen luiers en ziet de zindelijkheidsontwikkeling er dus anders uit. In 1977 deed het echtpaar Marten en Rachel de Vries onderzoek bij het Digovolk in Kenia. Daar beginnen ze al drie weken na de geboorte met zindelijkheidstraining. Doordat het kind bijna permanent in een doek wordt meegedragen, herkent de moeder de bewegingen en geluiden die de ontlasting aankondigen, volgens het echtpaar. Kinderen van vijf, zes maanden oud zijn bij de Digo zindelijk, stellen zij. Critici zeggen dan: dat is geen zindelijkheid, want het kind is zich er niet van bewust.

 

‘Er zijn ook experts die beweren dat het vroeg zindelijk maken van het kind schadelijk zou zijn, omdat het kind onzeker wordt als het niet lukt. Daarvoor is nooit enig bewijs geleverd. Misschien helpt het om je te realiseren dat onze voorzichtige houding erg tijdgebonden is. Rond 1870 raakte een methode in zwang waarbij het kind vanaf een maand of drie op gezette tijden boven een potje werd gehouden. Als de poep niet kwam, duwde men een zeepstokje in de anus.’

 

 

 

Doutzen Kroes (https://www.volkskrant.nl/wetenschap/hoe-borstvoeding-een-statussymbool-werd~b49441c1/) zegt het, de WHO promoot het. Is borstvoeding superieur aan de fles?

 

‘Het idee dat er meer oxytocine vrijkomt bij moeders die borstvoeding geven en dat ze daarom meer van het kind gaan houden, is in elk geval barre onzin. Die hormonen worden net zo goed aangemaakt zonder borstvoeding {althans allopathisch gezien}.

 

‘Het advies van de WHO is gebaseerd op gezondheidsoverwegingen in delen van de wereld waar hygiëne en voedselvoorziening een probleem zijn. Dat geldt bij ons niet. Het onderzoek dat wij hebben, laat minieme verschillen zien op het gebied van de vroege weerstand – je voorkomt misschien één verkoudheid met borstvoeding. De moeder moet er ook beschikbaar voor zijn, dat is in Nederland lastig met het relatief korte verlof. In Zweden geven vrouwen niet toevallig vaker en langer de borst. Flesvoeding is van hoge kwaliteit, ik vind dat moeders moeten kijken wat zij persoonlijk haalbaar vinden. Dit zeg ik ook als voormalig fleskind.’

 

 

 

Een baby kun je niet verwennen, zegt de ene groep. Tegenstanders geloven in meer discipline. Wat zegt de wetenschap: je kind laten huilen voor het slapen of niet?

 

‘Laten huilen is zenuwslopend. Ik snap dat mensen helemaal kapotgaan aan een huilbaby. Rond 1900 werd gezegd dat huilen goed was voor de longen. Het laten huilen was daarmee een daad van liefde, want er stierven nogal wat kinderen. Behavioristen, zoals Pavlov, zeiden natuurlijk dat het een machtsstrijd was van de kleine despoot – moeders die erop ingingen met ‘apenliefde’ creëerden slappelingen.

 

‘Inmiddels weten we allerlei dingen die we toen niet wisten. Huilen doet niets voor de longen en lijfelijk contact is juist goed voor de ontwikkeling. We vermoeden ook dat veel huilende baby’s stress voelen. Maar er is vooral nog veel níét bekend. Hoe erg is stress voor een baby? En als het schadelijk is, is dat dan al na een minuut huilen, na een half uur of na een uur? En is dat slechter dan een wanhopige moeder die chagrijnig doet tegen haar kind? Is het ook niet goed om een kind te leren zelf in slaap te vallen? We weten het domweg niet.

 

‘Ouders doen er goed aan zich te baseren op hun gezonde verstand, praktische overwegingen en de kennis van het eigen kind. In mijn boek heb ik destijds beschreven hoe de ene methode bij mijn ene zoon werkte en de andere bij de andere. In beide gevallen was het de tweede methode die aansloeg, je zou dus ook kunnen stellen dat ze te uitgeput waren om nog langer weerstand te bieden. We weten het niet. Het illustreert wat opvoeden is: dat je altijd een beginner blijft, ook bij een derde of vierde kind. We doen maar wat, en dat is helemaal niet erg.’

 

 

 

Opvoedgèkkigheid door de eeuwen heen:

 

“Kniebeschermers voor kruipende baby’s”, te koop bij Bol.com: moderne waanzin? Van der Veer: ‘Ook in de 16de eeuw waren er ouders die leibanden naaiden aan de kleding van kinderen die leerden lopen en ze een valhelm, een soort stoffen kapje, opzetten.’

 

Om bedplassen te voorkomen, mag een peuter na het avondeten niet meer drinken, versus: laat het kind voor het slapengaan juist wel drinken, want anders gaat het de hele nacht aan water denken en juist plassen.

 

Van der Veer: ‘Beide zijn werkelijk nergens op gebaseerd, terwijl het best eenvoudig te onderzoeken is. Maar dat heeft nooit iemand gedaan.’

 

’s Lands bekendste opvoedboek “Oei ik groei” van de gedragsbiologen Frans Plooij en Hetty van de Rijt over de ontwikkelingssprongen van baby’s. Van der Veer: ‘Megaveel geld verdiend, een succesvolle firma, die nu door de dochter wordt gerund. Maar die theorie is volkomen onzinnig, daar is geen spoor van bewijs voor. Het aardige is, ouders vinden het basisadvies prettig: wees lief voor je hangerige of huilerige kind, want het zit in een sprongetje. Ze hebben iets negatiefs in iets positiefs weten om te zetten voor veel ouders. Dat is knap.’

 

___

 

*: René van der Veer (1952, Haarlem) is sinds 2002 bijzonder hoogleraar historische pedagogiek aan de Universiteit Leiden. In 2014 schreef hij het boek “Opvoeden door beginners – De zin en onzin van opvoedingsadvies”.
**: Kind van een opvoedgoeroe:

 

John Watson (1878-1958), de grondlegger van het behaviorisme, vond dat moeders hun kinderen niet moesten verpesten met affectie. Met emotionele binding en gedrag zoals knuffelen en kussen zou je onzekere slapjanussen kweken. Zo voedde hij ook zijn eigen drie kinderen op. Zij kampten op latere leeftijd alle drie met grote psychische problemen, die ze weten aan hun liefdeloze, afstandelijke opvoeding. De oudste zoon pleegde zelfmoord, de dochter en andere zoon deden er pogingen toe.