TIP:       Tijd om een spiekbriefje te maken:

 

n.a.v. https://jeugdzorgnederlanfiles.blog/2018/09/18/weigeren-vertrouwenspersoon-kan-niet-zomaar/ 

 

Weigeren vertrouwenspersoon kan niet zomaar !

 

 

Iedere cliënt van een G.I. (Jeugdbescherming, maar ook van elders in jeugdzorgland) heeft recht op een vertrouwenspersoon naar eigen keuze.* 

Echter steeds vaker horen we dat vertrouwenspersonen worden geweigerd. Vaak om uiteenlopende redenen; echter het doel is hetzelfde:  zich van een bekwame en daardoor lastige tegenstander ontdoen.

(*: De vertrouwenspersoon mag niet compromitterend zijn voor de andere ouder, het geval bij scheidingszaken. Of zich eerder duidelijk aantoonbaar hebben misdragen.)

Verwacht mag worden dat bestuursorganen zich van hun verantwoordelijkheid in dezen terdege bewust zullen zijn en slechts in het uiterste geval tot gemotiveerde weigering (Awb3:46) over zullen gaan.

 

Eigen vertrouwenspersoon –

 

Gelukkig kiezen steeds meer ouders om eigen vertrouwenspersonen mee te nemen. Mensen uit hun eigen netwerk die een nauwe band hebben met de persoon die ze begeleiden, de situatie goed kennen of ervaring hebben met dergelijke procedures.

Maar wat ons steeds meer opvalt is dat de G.I.’s vertrouwenspersonen weigeren. Een van de meest gehoorde redenen is dat er aan tafel vertrouwelijke informatie besproken wordt; een beroep op privacy (wat alleen geldt voor privacypersonen, die vaak niet aan tafel zitten in de jeugdzorg op een gescheiden ouder na). Maar ìs dat niet de rol van de vertrouwenspersoon? Ondersteunen en begeleiden in het verwerken van informatie en de cliënt te helpen deze informatie goed te begrijpen en duiden. Het weigeren van een vertrouwenspersoon is een intimidatie van de cliënt door de G.I..  (Het gaat in de zorg en de pseudo-zorg ook ominformed consent, en weigeren van geluidsopname of vertrouwenspersoon strijdt met dit recht naar bedoelen der wet).

 

Artikel 2.2. Awb is niet zomaar toepasbaar ! –

 

In één case ging de klachtencommissie zover dat zij artikel 2.2. van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb; https://maxius.nl/algemene-wet-bestuursrecht/hoofdstuk2)  inriep. Dit artikel stelt het volgende:

  1. “Het bestuursorgaan kan bijstand of vertegenwoordiging door een persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan, weigeren. 
  2. “De belanghebbende en de in het eerste lid bedoelde persoon worden van de weigering onverwijld schriftelijk in kennis gesteld. 
  3. “Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van advocaten.”

Echter het is een grondrecht dat elke cliënt zich mag laten begeleiden door die persoon die hij daarvoor het meest geschikt acht (maar die dus niet een privépersoon mag compromitteren). Als de klachtencommissie van mening is dat zij dit verregaande artikel in roepen, dan moet er wel heel veel aan de hand zijn. Want de toelichting op dit wetsartikel is wel heel  helder (MvT):

 

“Met betrekking tot de uitoefening van zo’n algemeen en onbeperkt recht kan misbruik niet geheel worden uitgesloten. Het is niet verantwoord een bestuursorgaan tegenover een belanghebbende die zich op artikel 2.1.1 beroept, de bevoegdheid te onthouden de bijstand of vertegenwoordiging door een bepaalde persoon te weigeren. Daarom is deze bevoegdheid in navolging van artikel 41 van de AWR (Algem. Wet inzake Rijksbelastingen) als uiterste maatregel in de regeling van bijstand en vertegenwoordiging opgenomen. Een vergelijkbare bevoegdheid treft men ook in de buiten­landse wetgeving aan, zoals bij voorbeeld in paragraaf 17(4) van het Duitse Verwaltungsverfahrensgesetz.
Van deze bevoegdheid zal een bestuursorgaan echter slechts in uitzon­derlijke gevallen gebruik mogen maken. Dit is in het eerste lid van het artikel tot uitdrukking gebracht door de voorwaarde van het bestaan van «ernstige bezwaren». Deze bezwaren kunnen van uiteenlopende aard zijn. Te denken is in de eerste plaats aan gevallen van evidente en ernstige ondeskundigheid. Ook kan gedacht worden aan gemachtigden die herhaaldelijk de normale gang van zaken, eventueel onder bedreiging van geweld, verstoren. Het behoeft geen betoog dat het bestuursorgaan van zijn bevoegdheid in geen geval gebruik mag maken om zich van een bekwame en daardoor «lastige» tegenstander te ontdoen. Verwacht mag worden dat bestuursorganen zich van hun verantwoordelijkheid in dezen terdege bewust zullen zijn en slechts in het uiterste geval tot weigering over zullen gaan.” 

{In de ‘jeugdzorg’ zijn we wel gewend op intimidatie, dus anticiperen ouders er op en hebben reeds een tegenwoord of spiekbriefje klaar, ad rem, ad hoc.}

 

Het is een grondrecht dat elke cliënt zich mag laten begeleiden door die persoon die hij daarvoor het meest geschikt acht (met de *).

In de motivering van aangehaalde klachtencommissie werd echter gesteld dat de vertrouwenspersoon in kwestie zelf een klachtenprocedure had lopen en werd er een mening verkondigd over de relatie tussen de vertrouwenspersoon en de G.I.. Verder werd er gesteld, echter niet onderbouwd (niet gemotiveerd), dat er belangenverstrengeling zou zijn. Geen van deze punten zijn voldoende om artikel 2.2. van het Awb in te roepen. Echter de vereisten, ondeskundigheid en verstoring, zijn niet als motivatie gebruikt en kunnen ook niet onderbouwd worden. De belangenverstrengeling is een aanname en het is zorgelijk dat een klachtencommissie besluiten neemt op basis van aannames.

 

Brevet van onvermogen –

 

Het lijkt er dan ook op dat in dit geval de G.I. zelf dan wel de klachtencommissie een bekwame en gekwalificeerde, en daarmee een geduchte en lastige tegenstander, willen weren bij de zitting van de klachtencommissie. Hiermee spelden zowel de G.I. als de klachtencommissie zich zelf een enorm brevet van onvermogen op en ontnemen een cliënt het recht om zich te laten bijstaan door de persoon van diens keuze.

Het weigeren van een vertrouwenspersoon kan dan ook niet zomaar. Indien een G.I. of een klachtencommissie een vertrouwenspersoon weigeren, moeten ze dat dan ook goed en feitelijk onderbouwen (Awb3:46 e.v.).  Bent u het niet eens met de weigering van een vertrouwenspersoon dan kunt u zich wenden tot uw advocaat of tot de Nationale Ombudsman.  U dient de klachtencommissie en de G.I. hiervan te informeren en te verzoeken de behandeling aan te houden tot na uitspraak van de Nationale Ombudsman!

 

In deze case heeft de cliënt in overleg met de vertrouwenspersoon gekozen om een andere vertrouwenspersoon mee te nemen. De cliënt en de eigenlijke vertrouwenspersoon zijn van mening dat de klachtzitting moet gaan om de inhoudelijke behandeling en beoordeling van de klachten en dat deze niet afgeleid moeten worden door ruis als gevolg van een onzorgvuldige beslissing van die klachtencommissie. Hiermee tevens aantonend er geen sprake is van een onbekwame vertrouwenspersoon en dat er geen sprake is van belangenverstrengeling zoals gesuggereerd door de klachtencommissie.  (Meldt dit wel aan inspectie en N.O.)!

De klachtencommissie is wel verzocht het eigen handelen te onderzoeken en hiervan een terugkoppeling te geven.